Unknown Pleasures

De kreek die uitmondt in zichzelf,
rimpeling van verzonken.
Gevangen in zuidwesthoekklei,
de zee in land verdronken.

Waar we polsstok sprongen in de wei
en vreeën tussen koeienstront.
Waar ik thuis met blauwe ballen kwam,
Met blauwe jeiter aan mijn kont.

Waar volgens buurvrouw zondags werk niet gedijt,
was zij volgens vader op die dag verwekt.
Waar we verder alle dagen zwegen,
De tafel stipt om 6 gedekt.

Waar mijn zaad en roem niet
wilden aarden in het begraasde gras.
Waar nu een nieuwe nieuwbouwwijk
Nieuwer is dan toen de onze was.

Waar ik woorden zocht voor
wat voor mij alleen onzegbaar leek.
Woorden die ik voor mezelf zweeg.
Waarvan ik nog de stille echo hoor.

Waar ik in de koopjesbak van Minkema,
Nota bene, Unknown Pleasures vond.

Waar dan toch maar mooi uit bleek
dat er dus wel degelijk iets bestond.

Compositie

Dat alles klopt en compositie is.
Een pagina als opgespannen doek.

En mijn hand die erboven zweeft.

Tot het duister valt en het licht breekt.
Inktvlekken als uit de pot gestroomde verf.

En de muziek die daarboven zwelt.

Het kind en jij en ik

In vermoeden verborgen,
het kind nog zo geheel
de jouwe.

Even nog, dan is jouw pijn de zijne.
Jouw laatste schreeuw zijn eerste,
evenals jouw troost.

En nog weer later,
je stem zal weerklinken
in zijn eerste woord.

Ik prevel zacht.
Onder mijn handen gaat jouw buik
even op en neer.

Jaargangen

Jaartallen noteren moet.
Wat was wanneer wat is.
Een ontroerde jeugd voor altijd
hogedrukgebied.

Wat ben jij jong nog.
De schoonheid kleeft je aan,
verdwijnend in wat voor je kwam.

Twee druppels wordt gezegd.
Ik weet: het zijn de ogen.

Vogelaar

Alle vogels in het bos
-Boomkruiper en -klever,
roodborst en pimpelmees,
specht en nachtegaal.

Oehoe.

Zij halen het niet
bij rivier, meer en zee.