Ondergang van het Avondland

Ik ben de blanke man.

Erfgenaam van vergoten bloed
in alle kleuren rood geel zwart.
Nazaat van slavenhandelaars,
massamoordenaars.

Kampbeul.
Generatiegenoot van wegkijkers,
keer op keer in onschuld gewassen.
Voldaan en in zichzelf gekeerd.

Aan het eind van ons Latijn,
en Esperanto veel te zwaar.

In de schitterende schemering
van vals en neonlicht
ligt zij gevangen.

Het Avondland.

Foolin’

Jij hebt waarschijnlijk nooit geweten
dat je destijds mijn redding was.
Dat ik alleen maar bij je weg kroop,
zwijgend als het graf.

Te slap voor daden,
te stil voor woorden.

Wat ik had met jou was niet
wat jij had met mij.

En allebei te maagd voor wat we deelden.

Dus fietste ik in de schemer terug
van jouw dorp naar mijn stad.
Blauwe ballen pijnlijk op het zadel.

In mijn kamer witte tranen vergietend
van lust, liefde en verdriet.

I loved you like I love myself.