Vissen

Vissen, samen aan de dijk
waar zoet en zout elkaar ontwijken.
De wind straf landinwaarts
blaast in ons gezicht.

Het lood zinkt naar de bodem
de lijnen trekken strak.
De hengels voelsprieten
op de kleinste vis gespitst.

De tijd verstrijkt. Wij
slaan eens aan en halen in.
De haken van het dode aas ontdaan
werpen wij met verse wormen verder uit.

Doodtij, bijna wijkt het water.
Ons leefnet is nog altijd leeg
verstrikt tussen blokken van basalt.
Ik haal nog eenmaal in.

Een vis spartelt aan de haak
diep verborgen in zijn keel.
Mij rest niets anders dan de lijn
af te knippen bij de bek.

Dan glipt hij uit mijn handen
en valt weer terug in zee.
De lucht vult zich met gekrijs:
pieren vliegen met de meeuwen mee.

Het laatste graf

Laten we dansen
nu er niets meer is.
Nu we plat zijn, gebroken
leeg en van alles moe.

Laat ons dansen
tot er niets meer is.
Buiten zinnen opgezweept
onze laatste kracht.

Kom op en dans!
Dans! Dans! Dans!
Dans ons mager lichaam
op het laatste graf.

Deel de duif

Aan naties heb ik het land
en hecht aan religie geen geloof
als de waarheid van alle kanten komt
kleuren rivieren zeeën rood

In de diaspora van de jeugd
bouwen jullie bruggen met verhalen
wankelend boven het ravijn
komen jullie in verschillen nader

Ik ben een oude man en weet
wat al niet is geprobeerd
dat zelfs de beste bedoelingen
met bijbedoelingen zijn gecorrumpeerd

Ja, jullie duif zal ik wel delen
en hoop er echt het beste van
van alles dat mij wat kan schelen
is er niets dat ik nog geloven kan

Houvast

Hou mijn hand vast je hoeft
niet altijd aan te staan
scherp aan de wind te zeilen
aflandig steeds verder uit de kust

Hang maar aan mij je hoeft
niet altijd bang te zijn
als de kogels van alle kanten komen
keer dan je wang naar wie je kust

Vouw je vingers in de mijne
mijn nagels zijn al tijden in de rouw
als mijn greep voor altijd verslapt
vind dan jouw vrede in mijn rust

Weet dat ik heel erg aan jou
maar nooit zo aan het leven hing
jij hoeft alleen mij te missen
waar ik jou voor altijd kwijt zal zijn

De snode gast

Al was het feest reeds uren dood
alle glazen en flessen leeg
ik was altijd de laatste gast

-Je blijft toch hopen op
een soort van wederopstanding
een vergeten glas halfvol
in de stortbak verstopte fles
jutten wat de jagers lieten

Nu het feest der feesten
nooit echt op gang gekomen
al ras haar einde nadert

-De laatste ronde aangekondigd
het uitzwaainummer ingezet
de eerste glazen opgeruimd
de toegang aan de deur ontzegd-
blijf ik weer als laatste over

of ben ik de eerste in het kille bed?

Over lijden

Krimpend in een bed vol zorg.
Pijn trekt door je zienderogen
zieltogend lijf.

Je hart alleen houdt stand,
waar het mijne overslaat
bij jouw zacht zachter zachtst
gefluister.

-Ik geef niet zomaar op-
klinkt als liefde.
-Ik ga voorlopig nergens heen-
een gelofte bij wat een afscheid lijkt.

Jij bracht mij tot leven,
Hield mij in de lucht.
Speelde, maakte kampvuren,
droeg een zachte sweater,
stond langs de lijn bij mijn geschutter.
Vergaf mij oorbellen en oogschaduw.

Dat was jouw ik hou van jou.

Maar jij zweeg over het waarom,
ik over hoe onbegrijpelijk dat was.

De taal die ik zo laat pas leerde lezen,
spreek ik nu pas echt met jou.
Veel te laat natuurlijk,
maar voor altijd vroeg genoeg.