Het bier aan de bar.
Die ene boom in de bocht.
Weggeslingerd, neergekwakt op slag.
-Alleen an sien kuufke kon ik ‘m nog.
Zoals je pa toen zei.
Jouw cirkel werd nooit meer groter,
waar die van ons in omtrek groeit.
Met, vrijwel aan het begin,
dat stippellijntje. Voor altijd.
Hé man,
Voorlopig zitten wij de rit nog wel even uit,
maar we komen steeds dichter in de buurt.