Maar half wetend waar hij was,
zweet hij naar het venster,
laat de nachtkou binnen.
Hij kijkt omhoog en rilt.
Eén aarzelende seconde,
dan: de afzet en de sprong.
Wijduit strekken zich zijn vleugels.
Als was hij in mijn handen.
Hij tolt tuimelt in de diepte
-vliegen is toch niets gedaan.
Door de dampkring.
Een komeet.