Wit uitgeslagen.
Zelfs de klinkers zijn,
losgevroren in hun voegen,
deze koude moe.
Diep weggedoken fietsers
buigen in de wind.
Op het stuur de handen,
koudgelast aan ijzig staal.
Zwart als ijs. Peilloos diep
hangt de winter uit
over de seizoenen.
Tot op het bot woekert
verlangen in hard bevroren klei.
En warmte verliest zich,
bij een open deur.