Je verdween uit zicht, niet groots.
Zoals de kleine man verdwijnt.
Je ging je dagelijkse weg om terug te keren,
vaste route vaste tijden.
Maar op die dag was er geen weg terug.
Je ging zoals dingen gaan.
Alles draait draait door.
Alles buiten mij draait door.
Een half mensenleven lang heb ik je gezocht.
Nooit verzaakte ik in al die jaren, alhoewel
mijn leven was gestopt.
Ondanks al haar hoop en liefde,
te laat en toch te vroeg versleten.
Terwijl zij weer in de aarde keerde,
werd hij het water uitgehesen.
Bijna nog hadden jullie elkaar
nog één keer aangeraakt.